Diagnose

 

 

In 2013 verschijnt de herziene versie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, ofwel de DSM 5, de bijbel van de psychiatrie.

De Amerikaanse psychiater Allen Frances vreest valse epidemieën van nieuwe stoornissen omdat de farmaceutische industrie ermee aan de haal zal gaan. Dit gebeurde volgens Allen ook na de vierde editie, waarvan hij de totstandkoming leidde. Nu heeft hij spijt. Met zijn nieuwste boek ‘Terug naar normaal’ wil hij mensen waarschuwen voor de gevolgen van nieuwe labels. Naar eigen zeggen voert Frances een ware ‘burgeroorlog’ om de ziel van de psychiatrie te redden. Een volgens hem grotendeels verloren strijd tegen de inflatie van psychische diagnoses en medicalisering van normaal gedrag.

De Nederlandse psychiater Jim van Os vindt dat de DSM zou moeten verdwijnen. Met alle types en subtypes verdwaalt de psychiatrie in een woud van diagnoses. Hij zou het liefst alle hokjes afschaffen, die doen de patiënt geen recht. Van Os maakte deel uit van het selecte gezelschap van psychiaters en psychologen dat de DSM 5 samenstelde. Hier pleitte hij, zonder resultaat, voor een compleet nieuw systeem waarbij wordt gescoord op dimensies van symptomen.

Bekijk de uitzending van Labyrint TV van 7 april 2013

 

Bij psychische problemen is niet altijd snel of eenvoudig vast te stellen wat iemand heeft.

Een diagnose wordt te vaak zonder deugdelijk psychologisch en psychiatrisch onderzoek gesteld. Bij het stellen van een diagnose is het van belang dat de cliënt en zijn omgeving zo veel mogelijk informatie geven. Kleine details kunnen van belang zijn.

 

Een voorlopige diagnose kan in de meeste gevallen binnen drie maanden gesteld worden.

Dit is van belang, omdat een goede behandeling altijd gebaseerd is op een (eventueel voorlopige) diagnose. In sommige gevallen kan het (maximaal) een half jaar duren voor een diagnose met zekerheid kan worden gesteld en dan nog kan ze later worden bijgesteld. Veel familieleden en cliënten hechten sterk aan een diagnose, omdat het houvast geeft. Toch kan men, juist voor hen, het belang ervan ook relativeren.

 

Het is immers het belangrijkst hoe het met de cliënt gaat

Als het goed gaat en hij reageert goed op de behandeling, dan heeft het etiketje veel minder waarde. Bijvoorbeeld een depressie bij ouderen. Veel ouderen rouwen om verloren vrienden of ze zijn eenzaam.

Bij complexe problemen zoals borderline of manisch - depressieve stoornis is het stellen van een diagnose een taak voor soms meerdere specialisten en kost het tijd.

De keuze van de behandeling en de effectiviteit van de ingezette behandeling moet tussentijds worden geëvalueerd.

 

Hoe betrouwbaar en geldig is een psychiatrische diagnose?

Als iemand met een titel een witte jas aan heeft betekend dat niet dat hij altijd gelijk heeft.

Een psychiatrische diagnose is niet te bewijzen met objectief onderzoek dmv. een hersenscan, röntgenfoto, urinetest, of welk lichamelijk of psychologisch onderzoek dan ook.  Het simuleren van diagnosen is dan ook niet moeilijk. Dat betekent dat op grond van een diagnose vrijwel niets te voorspellen valt over prognose of aangewezen therapie. Gaandeweg de behandeling is het niet ongewoon dat een cliënt meerdere verschillende diagnosen krijgt. Een belastend stempel wordt dan vervangen door een gunstiger etiket bv: eerst heb je een persoonlijkheidsstoornis, gaat het op den duur beter dan is het bv. ineens een stemmingsstoornis etc.

 

Het beste voor de cliënt is in een gelijkwaardige relatie; een aangenomen veronderstelling die leidt tot een gezamenlijke zoektocht naar een diagnose en behandeling, in plaats van iets dat eenzijdig wordt opgelegd. Een psychiatrische diagnose is zeer belastend voor de cliënt en vaak negatief beladen. Hulpverleners moeten ook zeker oog hebben voor de bijwerkingen van een diagnose zoals bv. verliesverwerking.

Een diagnose verwijst altijd naar een individuele afwijking, ongeacht de, mede mogelijk oorzakelijke, problemen ook in de omgeving. Arbeidsproblemen, relatieproblemen, verliesverwerking of trauma worden gemakkelijk over het hoofd gezien als men alleen maar bv. de stemming van de depressieve ‘cliënt’ behandelt. Dan worden problemen, uit het verleden en heden, in de omgeving van de cliënt vertaald in een medische diagnose en worden medisch behandeld. Een diagnose is vaak te vermijden bij vrijgevestigde psychologen en het algemeen maatschappelijk werk. Tegenwoordig kunt u met een Persoongebonden Budget (PGB) een begeleider inhuren op uw eigen voorwaarden.

Een voorwaarde kan dan zijn dat diagnose achterwege blijft.

 

Psychische klachten met een lichamelijke oorzaak

De meeste psychische klachten worden veroorzaakt door ingrijpende gebeurtenissen of psychische ziektes. Een klein percentage van de psychische klachten heeft een puur lichamelijke oorzaak. Een tumor in de hersenen kan bijvoorbeeld een depressie veroorzaken; na een auto-ongeluk met hersenletsel kan een karakterverandering optreden.

Een lichamelijke oorzaak van psychische klachten is niet altijd meteen te achterhalen.

Om het verband vast te stellen is uitgebreid onderzoek nodig.

 

Diagnostiek is geen eenmalige vaststelling 

Wat er met een patiënt aan de hand is, is een zich herhalende activiteit, die steeds nieuwe informatie op kan leveren. Dit kan leiden tot een aanpassing of bijstelling van een eerder opgestelde werkhypothese en van een eerder geformuleerd behandelplan.

 

Het is belangrijk dat het contact met de cliënt plaats vindt in een open sfeer. Daarmee wordt de cliënt op zijn gemak gesteld, zodat de noodzakelijke, soms ook pijnlijke informatie kan worden verzameld. De diagnostische evaluatie moet per individu op maat worden gesneden, rekening houdend met persoonlijke ontwikkeling (biografie), culturele achtergrond, etniciteit, gender, seksuele oriëntatie, familie- of gezinsstructuur, religiositeit en spiritualiteit, sociale klasse, en met de fysieke en sociale omgeving. Ook verdient het aanbeveling waar mogelijk gezins- of familieleden, of andere belangrijke anderen, bij de diagnostiek te betrekken. Ten eerste in verband met het verkrijgen van gegevens met betrekking tot de voorgeschiedenis, en ten tweede om een beeld te krijgen van hun ervaringen (positieve en negatieve) met de cliënt in het recente verleden. 

 

Psychische klachten grijpen vaak sterk in het dage­lijks leven in en kunnen het zelfvertrouwen van cliënten sterk onder­mijnen. Door onbegrip en door eigen of andermans schaamte over de klachten, zullen cliënten hun klachten, en met name hun suïcidale klachten, vaak niet uiten.

 

De herkenning van klachten door hulpverleners is in de ogen van cliënten vaak een probleem. Hulpverleners hebben soms moeite met het duiden van de klachten, vooral als cliënten deze niet volgens de boek­jes presenteren of zelf geen inzicht hebben in hun problemen. Voor cliënten is het belangrijk dat hulpverleners meer doorvragen naar klachten en de gevolgen, en initiatief nemen om iets aan de klachten te (laten) doen.

 

 

Tijdens de diagnostische fase is het belangrijk dat

  • Cliënten hun eigen verhaal kunnen vertellen en er niet uitsluitend naar klachten en symptomen wordt gekeken; de gevolgen van de klachten voor verscheidene levensgebieden, zoals werk en relatie, besproken worden.                                           
  • De diagnose gedeeld wordt door de cliënt en de hulpverlener. Hiervoor is het nodig dat de diagnose duidelijk wordt verteld en toegelicht en dat men uitgelegd krijgt welke klachten er allemaal bij kunnen horen. Verder is het belangrijk dat de cliënt zelf kan vertellen wat zijn beeld van een diagnose is;
  • Bij een verschil van mening over de diagnose ieders visie ter tafel komt en dat daaruit toch gezamenlijke afspraken voortkomen.
  • Cliënten de diagnose kunnen toetsen door middel van bijvoorbeeld een second opinion of contact met lotgenoten­organisaties of door objectieve voorlichting over de stoornis.

 

Als er in de ogen van hulpverleners sprake is van een diagnose dan moet dit expliciet met de cliënt besproken worden. Het stellen van de diagnose en het praten over de diagnose kan een belangrijke eerste stap zijn in de opbouw van een goede werkrelatie van cliënt en hulpverlener.

Zij dienen cliënten als de diagnose gesteld is, te wijzen op het bestaan van lotgenotenorganisaties en cliëntenverenigingen.

 

Hulpverleners kunnen cliënten ondersteunen door aandacht te schenken aan de individuele beleving van de problemen, door begrip te tonen voor de door cliënten ervaren lijdensdruk en door onzekerheid over de juistheid van de hulpvraag weg te nemen. Zij moeten alert zijn op signalen van cliënten en doorvragen naar aanwezige doodswensen - ook na de intake.

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb