Betrokkenen - Bijlage - Relevante wetgeving 

 

 

Bijlage

Relevante wetgeving

 

Het recht op zelfbeschikking van de mens in de gezondheidszorg heeft geleid tot een aantal cliëntenrechten, die zijn vastgelegd in wetgeving. Het zelfbeschikkingsrecht staat voorop.

In een enkel geval is het zelfbeschikkingsrecht beperkt en worden bevoegdheden toegekend aan naastbetrokkenen. Meestal zijn naastbetrokkenen dan familieleden of wettelijke vertegenwoordigers.

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de meest relevante wetsartikelen. De wetten die worden behandeld zijn:

 

 De Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

 De wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)

 De wet Mentorschap

 De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)

 de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ)

 de Kwaliteitswet Zorginstellingen

 

In het onderstaande staat een overzicht van de wetsartikelen die betrekking hebben op het contact of overleg met naastbetrokkenen. Het is geen letterlijke weergave van de artikelen maar een vertaling. Tussen haakjes staan verwijzingen naar de betreffende wetsartikelen.

 

Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

De WGBO regelt de relatie tussen cliënt en hulpverlener. De intentie van de wet is om de positie van de cliënt in deze relatie te versterken door rechten en plichten van beide partijen wettelijk voor te schrijven.

 

  1. Vanaf 16 jaar kan iedereen die wilsbekwaam is, zelf een geneeskundige behandelingsovereenkomst sluiten (WGBO, art. 447). Hierdoor wordt het recht op zelfbeschikking in de gezondheidszorg beter gewaarborgd.
  2. Voor de uitvoering van de overeenkomst (de feitelijke behandeling) is de toestemming of medewerking van de cliënt nodig (WGBO, art. 450, lid 1).
  3. Als een cliënt tijdelijk of duurzaam niet in staat is toestemming te geven voor delen van de behandeling (de cliënt is wilsonbekwaam), kunnen wettelijke vertegenwoordigers (familieleden of andere naast betrokkenen, WGBO, art. 465, lid 3) vervangende toestemming geven, ook als de cliënt zich verzet tegen deze behandeling (WGBO, art.465, lid 6). Deze vorm van dwangbehandeling is bij vrijwillige cliënten aan wettelijke voorschriften gebonden en alleen mogelijk voor verrichtingen van ingrijpende aard.

Dat wil zeggen: de verrichting is kennelijk nodig om ernstig nadeel voor de wilsonbekwame cliënt te voorkomen. Er moet wel al sprake zijn van een behandelingsovereenkomst.

  1. Als wettelijke vertegenwoordigers of familieleden vervangende toestemming hebben gegeven voor een bepaalde behandeling, kan de hulpverlener aan hen zonder toestemming van de cliënt informatie ter zake van de behandeling geven. Hierop geldt een uitzondering indien het verstrekken van informatie niet verenigbaar is met de eisen van goed hulpverlenerschap

(WGBO, art. 465, lid 4).

 

Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)

De Wet BOPZ regelt bijzondere (gedwongen) opnemingen van cliënten in psychiatrische ziekenhuizen. De intentie van de Wet BOPZ is om bij bijzondere opnemingen de rechtspositie van de cliënt zoveel mogelijk te waarborgen en het gevaar af te wenden.

 

  1. Bepaalde familieleden kunnen een schriftelijk verzoek indienen bij de Officier van Justitie voor het verkrijgen van een rechterlijke machtiging tot opname van een cliënt (BOPZ, art. 4).
  2. Familieleden die een verzoek indienen voor een rechterlijke machtiging, kunnen worden gehoord door de rechter die moet beoordelen of een machtiging moet worden verstrekt (BOPZ, art. 8).
  3. Familieleden kunnen ook worden gehoord door de rechter indien het verzoek voor een rechterlijke machtiging door iemand anders (geen familielid) is ingediend.
  4. Als er sprake is van een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis, informeert de instelling bepaalde naastbetrokkenen en cliënt zo spoedig mogelijk over welke hulpverlener verantwoordelijk is voor de behandeling van de opgenomen cliënt. Ook verstrekt zij aan beiden informatie over de huisregels en de rechten van de cliënt tijdens het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis (BOPZ, art. 36, lid 1 en 2). (Voor de ggz-hulpverlener betekent dit dat bepaalde informatie aan naastbetrokkenen verstrekt kan worden, zonder dat de persoonlijke levenssfeer van cliënt wordt geschonden: wat kan men verwachten bij een gedwongen opname, wat zijn de bezoektijden, wie is de contactpersoon voor de familie, enz.).
  5. Als de cliënt wilsonbekwaam wordt geacht, moet de hulpverlener overleggen met bepaalde personen over de voorgestelde behandeling (BOPZ, art. 38, lid 2).
  6. Als er dwangbehandeling heeft plaatsgevonden of als bijzondere middelen of maatregelen zijn toegepast, stelt de hulpverlener bepaalde personen daarvan direct in kennis

(BOPZ, artikel 38, lid 6/art. 39, lid 3).

  1. In geval van verlof of voorwaardelijk ontslag voert de hulpverlener zo mogelijk en zonodig vooraf overleg met de naaste familieleden (BOPZ, art. 45 t/m 48).

(Contact vooraf dient plaats te vinden als in de instelling bekend is dat de cliënt tijdens het verlof of na dienst ontslag zijn intrek zal nemen bij de familie en/of op hun zorg is aangewezen. Is dit niet bekend, dan zou de instelling dit bij de cliënt kunnen navragen.)

 

Wet Mentorschap

De wet Mentorschap regelt de benoeming, rechten en plichten van een wettelijk vertegenwoordiger voor cliënten die wilsonbekwaam worden geacht.

 

  1. Het mentorschap kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot of geregistreerd dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, zijn voogd, zijn curator of zijn bewindvoerder

(wet Mentorschap, art. 451, lid 1 BW), bk.1.

  1. De rechter volgt bij het benoemen van een mentor de voorkeur van de betrokken cliënt. Heeft de cliënt geen voorkeur of is hij niet in staat dit duidelijk te maken, dan wordt bij voorkeur de echtgenoot of de geregistreerde dan wel andere levensgezel tot mentor benoemd. Heeft de cliënt geen partner, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd (wet Mentorschap art. 452, lid 4).
  2. De mentor vertegenwoordigt de cliënt in zaken betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding en kan vervangende toestemming geven. In een aantal gevallen kan de mentor de cliënt niet vertegenwoordigen.

Is er bijvoorbeeld een noodzaak tot opname en verblijf in een APZ, dan moet de cliënt zelf toestemming geven (wet Mentorschap art. 453).

  1. Is de opname eenmaal een feit (cliënt gaf zelf toestemming of opname is tot stand gekomen via een Rechterlijke Machtiging of een IBS), dan kan de mentor vervolgens vervangende toestemming geven voor verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. De mentor dient daarbij wel rekening te houden met de wil van de betrokken cliënt voordat hij wilsonbekwaam werd (Wet Mentorschap, art. 453, lid 1).
  2. Als de mentor vervangende toestemming heeft gegeven en de verwante of betrokkene verzet zich tegen een handeling van ingrijpende aard, dan kan die handeling slechts plaatsvinden indien zij kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor verwante of betrokkene te voorkomen (wet Mentorschap art. 453, lid 5).
  3. De mentor is verplicht om betrokken cliënt zo veel mogelijk te betrekken bij de vervulling van zijn taak en zo veel mogelijk rekening te houden met de mening van de cliënt. De mentor bevordert dat de verwante of betrokkene rechtshandelingen en andere handelingen zelf verricht, indien de cliënt daartoe in staat is (wet Mentorschap art. 454, lid 1).
  4. De mentor kan de cliënt toestemming verlenen bepaalde rechtshandelingen zelf te verrichten (wet Mentorschap art. 453, lid 2).
  5. De mentor is aansprakelijk indien hij in de zorg van een goed mentor tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend (wet Mentorschap art. 454, lid 2).
  6. De mentor wordt ontslag verleend op eigen verzoek, of wegens gewichtige redenen. Ook wordt ontslag verleend als de mentor niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, dit op verzoek van betrokkene, op vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve. De kantonrechter kan dan voorlopige voorzieningen in het mentorschap treffen en de mentor schorsen (wet Mentorschap art. 461, lid 2).

 

Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)

De WKCZ regelt de wijze waarop zorgaanbieders klachten van cliënten over de zorgverlening moeten behandelen. De intentie van de wet is dat zorgaanbieders klachten serieus behandelen en dat zij op basis van klachten maatregelen ter verbetering van de zorg en/of voorkoming van klachten nemen.

 

  1. De WKCZ verplicht alle ggz-instellingen een klachtenregeling te treffen, waarin de wijze waarop de instelling de behandeling van klachten regelt, wordt omschreven.
  2. De instelling brengt de klachtenregeling en procedure onder de aandacht van direct en indirect verwante of betrokkenen.
  3. Door of namens een cliënt kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie.

Dit betekent dat iedereen een klacht kan indienen, ook familieleden, mits de cliënt dit ondersteunt. De klacht kan ook worden ingediend indien de cliënt op wie de klacht betrekking had, inmiddels is overleden (WKCZ, art. 2 lid 6).

  1. De klacht moet de persoon van de cliënt betreffen. Het kan niet een zelfstandige klacht van een familielid betreffen (WKCZ, art. 2, lid 4).

 

 

Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ)

De WMCZ regelt de inspraak van cliënten op het beleid van de zorginstelling. Intentie van de wet is om cliënten invloed te laten uitoefenen op instellingsbeleid die van invloed zijn op behandeling en/of verblijf van cliënten in een zorginstelling.

 

  1. Iedere instelling heeft de plicht zich in te spannen om een cliëntenraad op te richten

(WMCZ, art. 2, lid 1).

  1. Cliënten hebben zo veel mogelijk zelf zitting in de cliëntenraad, tenzij zij lichamelijk en/of geestelijk niet in staat zijn om werkzaamheden voor de cliëntenraad te verrichten. In dat geval kunnen ouders of andere familieleden van de cliënten lid zijn van de cliëntenraad, of kan aan hen een rol worden toegekend bij de benoeming van de leden van de cliëntenraad

(WMCZ, Memorie van Toelichting).

 

Kwaliteitswet zorginstellingen

In deze wet worden familieleden (naastbetrokkenen) niet expliciet genoemd. Wel stelt de kwaliteitswet dat de zorgaanbieder overleg moet voeren met onder andere patiënten/consumentenorganisaties over de normen voor verantwoorde zorg.

In de Memorie van Toelichting staat bij dit artikel over de invulling van de norm voor verantwoorde zorg: “Op welke wijze de zorgaanbieder de norm invult, is niet zozeer van belang. Waar het om gaat is dat een aanbieder - daarop aangesproken door betrokkenen - altijd aannemelijk kan maken op welke wijze verantwoorde zorg wordt geboden.”

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb